LISBOA

Lissabon was heerlijk!
Strakke blauwe lucht en een stralende zon.
Een nieuwe wijkje ontdekken lukt als je Castelo St. Jorge eens een keer overslaat.
Lissabon heeft een boven en benedenstad.
De bovenstad heeft veel niveauverschil waardoor wandelen gelijk staat aan klimmen en dalen. Als je net als ik, foute schoeisel aan je voeten hebt, is het soms uitkijken dat je niet uitglijdt op de prachtige maar soms spekgladde mozaïek betegelde stoep.Nordic wandelstokken waren geen overbodige luxe geweest op sommige steile afdalingen.
Gelukkig is Lissabon een stad vol met prachtige sierlijke gietijzeren hekwerkjes waar ik me aan vast kon houden, om een onflatteuze val te voorkomen.

Toen we in de vroege avond na een eenvoudige, maar heerlijke maaltijd terug naar de auto slenterden, passeerden we een oude dame. Een dame zoals je in deze stad vaak tegenkomt: petite, elegant gekleed in zwart, handtas bungelend aan de ene arm, wandelstok in de andere.

Ze viel me op door haar tred. Langzaam en behoedzaam zette zij stapje voor stapje haar voeten voor elkaar. Tussen haar voetstappen door plaatste zij haar wandelstok steunend op de grond. Haar blik gericht op de mozaïektegels onder haar voeten. De kwetsbaarheid van haar voorzichtigheid stond in schril contrast met alles en iedereen die op haar afkwam of passeerde: toeristen, backpackers, studenten, winkeliers die net de boel hadden afgesloten en kantoorlui die na een lange dag de deur achter zich hadden dicht getrokken. Een snelle, vrolijke wereld in hoog tempo. Ik liep even achter haar om haar tempo te evenaren en stond zowat stil.
‘Rustig aan’, leek haar verschijning uit te stralen, ‘ik hoef niet meer zo snel, als ik maar thuiskom’, en ik kreeg tomeloos respect voor deze dame die inmiddels links af een straat in was geslagen. Het was een straat die omhoog liep met links zijstraten die middels stenen trappen weer steil de diepte in gingen.

De straat was er een met eettentjes en barretjes en kwam uit op een pleintje waar jongeren muziek maakten op trommels en waar het bier vrolijk werd gedronken. Het uitzicht was prachtig en keek uit op de lange brug over de Taag die uitmondt in de open zee. Aan de overkant van de rivier was het grote Christusbeeld met de armen wijd uitgespreid, te zien.

Met mijn ogen volgde ik de oude dame, en ik vroeg me af waar het eindpunt van haar voetreis zou zijn.
Twee mannen strak in pak, maar met de stroppen los, liepen in de richting van de oude vrouw. Al pratend hadden stapten zij het smalle stoepje af om haar via de straat in een paar stappen te passeren.

Wat zou er op zo’n moment in het onderbewustzijn omgaan, dacht ik.
Zou je in een nanoseconde toch kunnen registreren dat alles vergankelijk is en we best een tandje lager kunnen, omdat we nog een dagje langer mee moeten dan alleen vandaag?