
SCHEERMESSEN I
Dat is wat je noemt een bladzij omslaan zeg. ‘Come rain, come shine’, zong Billy Holiday. En omdat het vandaag zo’n regenachtige dag is ga ik eens uitgebreid stil staan bij die prachtige lentedag van gisteren.Een dag die ik dik inluidde op de fiets.
Met windje tegen, die net als de zon behaaglijk was, fietste ik langs de Leidse Vaart richting zee.
De Keukenhof opende haar poorten, en de eerste toeristenbus in het dorp was al weer gespot. Groepjes Italiaanse jongeren banjerden een beetje lacherig rond en het gaf het kneuterige dorp een zomerse aanblik.
Fietsen naar zee was ook een beetje in het teken van het zoeken naar een kado voor mijn schoonmoeder die haar 75 lentes vierde deze week.
Je zou het haar niet geven: jonge uitstraling en nog altijd giechelen met pretoogjes. Wat geef je een schoonmoeder die alles al heeft.
Ik raadpleegde mijn schoonzus, en omdat haar gouden tip ‘een rood armbandje’ was, besloot ik naar het winkeltje aan de boulevard van Noordwijk te gaan. Dé winkel in de streek die in mineralen en edelstenen sieraden ‘doet’.
Ik slaag er altijd wel en stond dan ook binnen een kwartiertje weer buiten mét een rood armbandje verpakt als cadeau.
Geslaagd en tevreden trakteerde ik mezelf op een ijsje; citroen en granaatappel, dat ik weg lepelde op een bankje in de schaduw voor de Italiaanse ijszaak.
Een jong, sportief stelletje op skeelers zat tegenover me en ik dacht aan mijn skeelers die jaren onaangeroerd in de schuur lagen.
De voorbereidingen voor de nucleaire top die door de badplaats gehost werd, waren zichtbaar in volle gang.
De weg naar het hotel, waar alle belangrijke gasten overnachten, was ter hoogte van de boulevard inmiddels afgeschermd. Hoge hekken moesten het ‘gewone voetvolk’ op een veilige afstand te houden en als gekooid zouden de auto’s met bobo’s voorbij rijden. Vooralsnog waren de hekken nog niet overal aaneengesloten zodat voetgangers nog makkelijk naar de overkant konden voor een strandwandeling.
Het was eb. Het strand uitgestrekt en de zee ver weg.
In de regel wil ik altijd wel even naar het water, de zee voelen en ruiken, maar ik had geen zin om dat hele eind naar het water te lopen, dus stapte ik weer op de fiets en reed door de duinen naar het volgende strand, dichter bij huis.
De route door de duinen voelde als een dag in juni. En dat in maart!
Het enige verschil was dat er nog geen bladeren aan de bomen te zien waren.
Van alles fietste me voorbij en tegemoet. Van snelle racers met gespierde kuiten en flesjes aan de heup, tot echtparen op meneren -en mevrouwenfietsen zonder versnelling, maar met terugtraprem.
Ik fietste wandelaars en picknicktaferelen voorbij en in het hoge duin genoot iemand vanaf een bankje van het uitzicht.
Met de wind in mijn rug liet ik de pedalen rusten en gleed het het bos is van altijd groene bomen, het dennenbos.
Na een paar seconden werd ik me bewust van een geluid dat ik wel registreerde, maar niet herkende. Het duurde even voordat ik besefte wat het was.
Het deed me denken aan het geluid van de eerste dikke regendruppels die de grond raken, als aankondiging van een regenbui op het punt van losbarsten.
Maar niets aan de stralende lentedag, deed een naderende bui vermoeden.
Een dergelijk geluid had ik eerder in mijn huiskamer gehoord: het open tikken van dennenappels in een mand naast de verwarming.
De bomen genoten hoorbaar van het warme zonlicht en terwijl ik in mijn uppie onder de tikkende sparren en dennen reed, wilde ik het liefst even afstappen om alleen maar naar het tikkende geluid te luisteren.
Maar ik moest naar huis en eenmaal weer in het open duin, passeerde ik de radio zendmast (voor de militaire vliegbasis en onderzeeërs) van het marinestation waar mijn vader jarenlang werkte als telegrafist.
Zomers reden we hier vaak naar toe. Mijn vader zette ons, mijn moeder, zusje en ik, dan af bij het strand op weg naar zijn werk.
Na een dagdeel werken pikte hij ons dan weer op, of kwam er even bij om een duik te nemen in zee.
De Nederlandse vlag wappert nog altijd bij die basis en ik vraag me af hoeveel mensen er nu nog werken.
Ik zette mijn fiets tegen het duin, deed mijn schoenen uit en liep op blote voeten naar het water. Een straffe wind waaide vanuit het zuiden, kiters op de golven, wandelaars en een paar gezinnen op het strand.
Aan de waterkant zag ik tot grote verassing een stuk of vijf scheermessen boven de grond uitsteken die ik er enthousiast uit begon te trekken.
Het volgende half uur was ik zoet met het zoeken naar dichte scheermessen.
Maar het tij spoelde de lekkernij maar mondjesmaat aan. Toen ik me omdraaide naar de zon en de wind, zag ik verderop een grote groep meeuwen op het water, schreeuwend en klapwiekend met de vleugels.
Daar zou nog wel wat te halen zijn, dacht ik en ik liep er naar toe. Maar nog voordat ik de meeuwen bereikte, stuitte ik op een grote hoop messen die de zee daar kennelijk net had neergelegd.
Als die meeuwen het toch zouden weten.
Ik werd er hebberig van en propte mijn rugzakje, waar ook het kado voor mijn schoonmoeder in zat, helemaal vol.
Toen ik weer bij mijn fiets stond, liep ik naar een snackbar om een plastic tasje te vragen en met de volle buit in de tas reed ik tevreden reed richting huis.
Een legertruck kwam mijn kant op en afweergeschut stond opgesteld naast tenten, trucks en mannetjes in camouflage.
Het was een vreemd tafereel, maar ik geloofde het wel; straks zou ik hubby verrassen met mijn vondst!
Ik genoot van de zon, de wind, de zee en de eerste bloemenvelden die weer in bloei stonden.
Eenmaal thuis zwaaide ik de tuinpoort open en zag de roze witte kelken van de magnolia, opengebroken uit hun schutblad.
Dat was gisteren, en al regent het vandaag: het is lente heus!!