STRANDJUWEEL

Vondst van de dag: een strandjuweel, zandjuweel.
Ik noem het een zeeparel.
Het fijne van dicht aan zee wonen, zijn de spontane wandelingen langs de frisse en bruisende branding. Na een grijze regenachtige en stormachtige dag was de lucht wolkenloos en fris geblazen. De scheen de zon weer volop. Als ik zwemkleding bij me had, was ik in de golven gedoken.

In zee stond een bodysurfer die in wetsuit met een plankje in zijn hand, naar de golven tuurde, wachtend op de juiste golf.
Bij het zien van dat beeld gingen mijn gedachten naar een documentaire over een Syrische vluchteling, Moas, een jonge, kiene student van tweeëntwintig die niets te verliezen, maar alles te winnen had.
Met een vriend had hij besloten om in wetsuit en flippers, van Calais naar Dover te zwemmen.
Ze zijn nooit aangekomen.
Moas spoelde dood aan op Texel, het levenloze lichaam van zijn vriend werd acht maanden later aan de kust van Noorwegen gevonden.

Ik sprak er met mijn zoon over, míjn jonge, kiene student van drieëntwintig.
Als kiter leest hij de golven en kent hij de stromingen.
Het Nauw van Calais oversteken is alleen te doen bij hoog water. Verandert het tij, dan kom je in een trechter terecht.
Een oversteek van dertig kilometer, hoe lang zou de meest ervaren zwemmer erover doen?

Een meeuwenkolonie deinde mee op de witte, schuimende branding en trok mijn aandacht.
Daar valt wat te halen, dacht ik, hopend op een buit onaangeroerde, gevulde scheermessen.
Het leukste is, als je het schelpdier ontdekt terwijl het, nog rechtop in het zand, bezig is zich in te graven naar veiligheid; je kunt ze er dan zo uittrekken.
Een dergelijke vangst heeft een eigen dynamiek en weer van heel andere orde dan wanneer het, zo voor het oppakken, roerloos op het strand ligt aangespoeld.
Het water liep me al in de mond bij de gedachte; een beetje knoflook en olijfolie…
Mijn jaszakken en muts zouden fungeren als proviand mand.
Ik prees mezelf al rijk en liep mijn schaduw achterna richting het water.
Het kan helaas niet altijd kaviaar zijn want de meeuwen waren me al voor geweest.
Ik liep verder met mijn blik op het zand gericht:
een strandwandeling leverde immers altijd wel iets op.

Na een paar stappen zag ik het liggen, een zeeparel, schitterend in het zonlicht.
Het glazig, glanzende meloenvormig bolletje had meer iets van een zeekristal van glas of gelei.
Verwonderd bleef ik er een poosje naar kijken.
De bolle vorm werkte als een loep, waardoor de zandkorrels eronder vergroot werden weergegeven in de doorschijnende substantie van het pareltje dat het licht zonlicht weerkaatste.
Het was betoverend.

Al eens eerder had ik deze zeekristalletjes gevonden en mee naar huis genomen, in de overtuiging dat de drillerige massa als een gel of emulsie, van cosmetische waarde zou zijn voor mijn huid.
Maar het glas water dat ik op tafel had staan had eerder iets weg van een klein, maar magisch kunstobject met de titel ‘rondzwevende galactische lichamen’.
Na twee dagen losten de kristalletjes op in het kraanwater dat inmiddels de geur van zoute, rottende schelpdiertjes had aangenomen.

Ik zou het opnieuw proberen, dit was mijn tweede kans.
Zorgvuldig pakte ik het balletje op, en legde het in een otterschelp die ik mee zou dragen om geen plakkerige vingers te krijgen.
Het paste er precies in en het stemde me tevreden.
Geluk.
Ik voel me er soms bijna schuldig om, leef ik naïef in mijn eigen bubbel?

De wandeling werd al gauw een spel met de waterlijn; wegspringen voor de golfslag van de branding die het land op lijkt te tijgeren.
Springen over wateradertjes die zich in het zand vertakken.
Geluk.
Met een blik in de schelp om mijn vondst nog eens te bewonderen, zag ik dat het er niet meer in lag.
Het zand om me heen afzoeken en teruglopen dan, en weer wegspringen voor de aanstormende schuimkoppen uit zee.
Dat juweeltje was ik kwijt.
Ik nam mijn verlies, al zocht ik af en toe tevergeefs in het zand.

Na een poosje zette ik de terugtocht in.
Met de zon en de wind in mijn gezicht, voelde ik in mijn zakken naar de grote schelp, voor het geval ik de zeeparel toch weer zou vinden.
Hoop.
En daar lag het.
Als een kind zo blij bewaarde ik het in de schelp.
Na een paar stappen vond ik een tweede.
Geluk.